Zorg voor het kritiek zieke kind (B-VIVN-B3D776)
Doelstellingen
Leerresultaat 1: Bouwt autonoom binnen een omgeving die zich kenmerkt door diversiteit een professionele relatie op met de zorgontvanger die gericht is op het somatisch, sociaal, psychisch en existentieel welbevinden van deze, zowel in vertrouwde, als in niet-vertrouwde en/of complexe en gespecialiseerde zorgsituaties.
Indicator 1.1: Een professionele vertrouwensrelatie opbouwen met de zorgontvanger.
1.1.4: De student bouwt in niet-vertrouwde, complexe en gespecialiseerde zorgsituaties een professionele vertrouwensrelatie op met de zorgontvanger.
Leerresultaat 2: Verleent evidence based en theoretisch onderbouwde verpleegkundige zorg op basis van klinisch redeneren en een attitude van verantwoordelijkheids- en ondernemingszin, een ruime mate van initiatief en proactiviteit, conform de algemene en beroepsgerelateerde wetgeving.
Indicator 2.1: Verantwoordelijkheid opnemen bij het verlenen van verpleegkundige zorg volgens de algemene en beroepsgerelateerde wetgeving
2.1.4 De student neemt verantwoordelijkheid op bij het verlenen van zorg in niet-vertrouwde, complexe en gespecialieerde situaties en gaat kritisch om met de algemene en beroepsgerelateerde wetgeving.
Indicator 2.2: Gegevens uit verschillende bronnen met elkaar in verband brengen, kritisch beoordelen en er conclusies uit trekken om op een wetenschappelijk gefundeerde, praktijkrelevante en kwaliteitsvolle manier zorg te verlenen.
2.2.4: De student verzamelt op eigen initiatief alle gegevens uit verschillende bronnen, brengt ze met elkaar in verband en beoordeelt ze kritisch. Hij trekt er conclusies uit om op een wetenschappelijk gefundeerde, praktijkrelevante en kwaliteitsvolle manier zorg te verlenen in complexe en gespecialiseerde zorgsituaties.
Indicator 2.3: Verpleegproblemen bepalen op basis van de observatie en de analyse van symptomen, klachten, zorgbehoeften en de beleving van de zorgontvanger op somatisch, psychisch, sociaal en existentieel vlak
2.3.4: De student bepaalt zelfstandig verpleegproblemen in complexe en gespecialiseerde zorgsituaties op basis van de observatie en de analyse van symptomen, klachten, zorgbehoeften en de beleving van de zorgontvanger.
Indicator 2.4: Haalbare en concrete doelstellingen bepalen, hierin prioriteiten stellen en voortdurend bijsturen in alle fasen van het zorgtraject.
2.4.4: De student bepaalt haalbare en concrete doelstellingen, stelt hierin prioriteiten en stuurt ze voortdurend bij in complexe en gespecialiseerde zorgsituaties.
Indicator 2.5: In overleg met de zorgontvanger geïndividualiseerde zorgplannen opmaken, toepassen en evalueren.
2.5.3: De student maakt in complexe en gespecialiseerde zorgsituaties geïndividualiseerde zorgplannen op in overleg met de zorgontvanger, past ze toe en evalueert ze.
Indicator 2.6: Vanuit reflectie en inzicht in de verpleegkundige, biomedische en humane wetenschappen het eigen handelen verantwoorden in diverse zorgsituaties.
2.6.3: De student verantwoordt in complexe en gespecialiseerde zorgsituaties zijn eigen handelen vanuit reflectie en inzicht in de verpleegkundige, biomedische en humane wetenschappen.
Indicator 2.7: De zorg autonoom proactief verlenen.
2.7.4: De student verleent autonoom en op een proactieve manier de zorg in complexe en gespecialiseerde situaties.
Leerresultaat 3: Verleent zowel in vertrouwde als in niet-vertrouwde en/of complexe en gespecialiseerde zorgsituaties zorgontvangergerichte en –gestuurde verpleegkundige zorg op maat, gebruik makend van de gepaste technologie en met aandacht voor structuur, stiptheid en nauwkeurigheid teneinde de kwaliteit van zorg en de veiligheid van de zorgontvanger te waarborgen in de concrete handelingen.
Indicator 3.1: Correcte en relevante informatie geven aan de zorgontvanger over zijn gezondheid, ziekte, de zorg, onderzoeken, behandeling en toekomstperspectieven
3.1.4: De student geeft aan de zorgontvanger correcte en relevante informatie over verpleegkundige handelingen, zijn gezondheid, ziekte, de zorg, onderzoeken, behandeling en toekomstperspectieven in niet-vertrouwde, complexe en gespecialiseerde situaties.
Leerresultaat 4: Neemt, vanuit een visie op empowerment en shared decision making, autonoom initiatieven inzake preventie en past deze op alle niveaus adequaat toe. Organiseert op methodische wijze gezondheidsbevordering en patiënteneducatie aan individuen en groepen. Stimuleert een gezondheidsbevorderend gedrag bij de zorgontvanger(s).
Indicator 4.1: De gezondheidsrisico’s, het gezondheidsprobleem of mogelijke complicaties en de nood aan gedragsverandering bij de individuele zorgontvanger of een groep herkennen en definiëren rekening houdend met de culturele, existentiële en/of maatschappelijke achtergrond van de zorgontvanger(s), zijn voorkennis, leerstijl en bevorderende en belemmerende factoren.
4.1.4: De student inventariseert zelfstandig de beginsituatie van een individuele zorgontvanger en/of een groep en herkent en definieert zelfstandig gezondheidsrisico’s, gezondheidsrisico's of mogelijke complicaties en de nood aan gedragsverandering in niet -vertrouwde, complexe en gespecialiseerde situaties.
Leerresultaat 7: Bouwt intra- en interprofessionele relaties op en werkt efficiënt samen in het kader van gemeenschappelijke zorgdoelstellingen.
Indicator 7.4: De zorgdoelstellingen en zorgverlening interprofessioneel en efficiënt afstemmen.
7.4.4: De student doet zelfstandig voorstellen om de zorgdoelstellingen en de zorgverlening efficiënt af te stemmen met andere zorgverstrekkers.
Leerresultaat 9: Organiseert en coördineert autonoom en in overleg met andere zorgverstrekkers intra-, trans- en extramurale zorg.
Indicator 9.1: In samenspraak met de zorgontvanger en zijn context de nood aan coördinatie van de zorg inventariseren.
9.1.4: De student inventariseert de nood aan coördinatie van zorg in samenspraak met de zorgontvanger en rekening houdend met de context.
Indicator 9.2: Volgens de vooropgestelde doelstellingen en gestelde prioriteiten maatregelen treffen zodat de juiste instellingen, middelen en personen in samenspraak met de zorgontvanger en zijn context op het juiste tijdstip worden ingeschakeld.
9.2.4: De student treft zelfstandig maatregelen om volgens de vooropgestelde doelstellingen en prioriteiten, de juiste instellingen, middelen en personen op het juiste tijdstip in te schakelen in samenspraak met de zorgontvanger en zijn context.
Internationale competenties ICOM’s
Interculturele competenties:
- culturele flexibiliteit : De student past indien nodig zijn gedrag en communicatiestijl aan in interculturele situaties, en verkent gedragsalternatieven.
- culturele veerkracht: De student gaat op constructieve wijze om met de moeilijkheden en de negatieve gevoelens die met interculturele ontmoetingen gepaard kunnen gaan.
- zelfstandig functioneren De student voert op zijn werk en/of stage op een zelfstandige manier zijn taken uit Samenwerken en netwerken De student legt in werkgerelateerde settings gemakkelijk contact met collega’s, cliënten en andere stakeholders, kan duidelijk communiceren en functioneert in teamverband.
- zelfvertrouwen hebben De student durft verantwoordelijkheid te dragen en gaat uitdagingen op zijn werk of stage aan op basis van een realistisch inzicht in het eigen kunnen
- zich flexibel opstellen De student wijkt indien nodig af van zijn planning en speelt in op onverwachte gebeurtenissen
- andere perspectieven onderzoeken De student staat open voor alternatieve ideeën en meningen, onderzoekt deze en weegt de waarde van deze perspectieven af.
- creativiteit tonen De student bedenkt innovatieve oplossingen voor problemen die zich tijdens het werk of de stage stellen
- zich handhaven in stressvolle situaties In stressvolle werkgerelateerde situaties heeft de student voldoende draagkracht en copingsvaardigheden om ofwel zijn professioneel handelen te handhaven ofwel gepaste ondersteuning te zoeken.
Taalvaardigheid:
- een tekst geschreven in een andere taal begrijpen: De student begrijpt teksten geschreven in minstens één andere taal dan zijn moedertaal en gerelateerd aan zijn studiegebied en kan er de belangrijkste gedachtegangen van weer te geven.
Plaats in het onderwijsaanbod
Onderwijsleeractiviteiten
3 sp. Zorg voor het kritiek zieke kind (B-VIVN-B5D776)
Inhoud
Binnen het verdiepend keuzevak kindzorg worden kennis en inzichten aangeboden over hoogcomplexe pediatrische zorgen.
Als bachelor in de verpleegkunde is het belangrijk om anticiperend in de zorg te staan. Hierdoor kan de verpleegkundige vroegtijdig een kritiek ziek kind herkennen, rapporteren en professioneel handelen. De basiskennis en –kunde van het vak Kindzorg en pediatrie werd in OLF 2 en OLF 3 reeds verworven. Binnen dit keuzevak wordt hierop verder gebouwd. Er wordt verdiepende deskundigheid bijgebracht om zorg op maat aan het (ernstig) zieke kind en zijn omgeving aan te bieden in verschillende zorgsettings (pediatrie, PICU, spoed, thuiszorg, extramuraal,…).
1. Methodische aanpak bij het kritiek zieke kind
2. Verblijf op een PICU (Pediatric Intensive Care Unit)
3. Respiratoire aanpak bij het kritiek zieke kind
4. Analgosedatie en comfortbeleid bij het (kritiek) zieke kind
5. Hemodynamische aanpak bij het kritiek zieke kind
6. Gastro-intestinale aanpak bij het kritiek zieke kind
7. Neurologische aanpak bij het kritiek zieke kind
8. Nefrologische aanpak bij het kritiek zieke kind
9. Psychosociale begeleiding bij het kritiek zieke kind & zijn familie.
10. Simulatieonderwijs & casuïstiek
Studiemateriaal
- PowerPointpresentatie
- Wetenschappelijke literatuur
- Filmmateriaal
- Casuïstiek - simulatie
- Interactief bezoek
Toelichting onderwijstaal
Nederlands
Toelichting werkvorm
- Elk dagdeel wordt gestart met een casus, waarrond de rest van het dagdeel wordt opgebouwd. Op het einde van het dagdeel is de student in staat de verpleegkundige observaties, interventies en begeleiding omtrent deze casus toe te passen.
- 4 dagdelen van telkens hoorcollege – werkcollege – casuïstiek, afhankelijk van de lesinhoud van de dag.
- Dagdeel 5: op verplaatsing naar UZ Gent
- Rondleiding PICU
- HC door de psychosociale dienst/begeleiding
- scenario draaien op PICU
In uitzonderlijke omstandigheden kan een deel van de contactmomenten op de campus vervangen worden door een online alternatief
Evaluatieactiviteiten
Zorg voor het kritiek zieke kind (B-VIVN-B78268)
Toelichting
Examenmoment | Beoordelingsschaal |
---|---|
TOTAAL | 1-20/20 puntenschaal |
80% mondeling examen aan de hand van casus(sen)
20% schriftelijk examen medisch rekenen
Beide examens vallen op hetzelfde dagdeel.
Tijdens het schriftelijk examen mag een eenvoudig rekentoestel gebruikt worden.
Toelichting bij herkansen
Voor dit opleidingsonderdeel zijn er geen deeloverdrachten.