Doelstellingen
OLA Verpleegkundige methodiek en vaardigheden 4
Leerresultaat 2: Verleent evidence based en theoretisch onderbouwde verpleegkundige zorg op basis van klinisch redeneren en een attitude van verantwoordelijkheids- en ondernemingszin, een ruime mate van initiatief en proactiviteit, conform de algemene en beroepsgerelateerde wetgeving.
Indicator 2.2: Gegevens uit verschillende bronnen met elkaar in verband brengen, kritisch beoordelen en er conclusies uit trekken om op een wetenschappelijk gefundeerde, praktijkrelevante en kwaliteitsvolle manier zorg te verlenen.
2.2.2 De student verzamelt alle gegevens die nodig zijn om praktijkrelevante en wetenschappelijk gefundeerde zorg te verlenen en beoordeelt ze met een zekere mate van zelfstandigheid kritisch in matig complexe zorgsituaties.
Indicator 2.3: Verpleegproblemen bepalen op basis van de observatie en de analyse van symptomen, klachten, zorgbehoeften en de beleving van de zorgvrager op somatisch, psychisch, sociaal en existentieel vlak
2.3.2 De student bepaalt met een zekere mate van zelfstandigheid verpleegproblemen in matig complexe zorgsituaties op basis van de observatie en de analyse van symptomen, klachten, zorgbehoeften en de beleving van de zorgvrager.
Indicator 2.4: Haalbare en concrete doelstellingen bepalen, hierin prioriteiten stellen en voortdurend bijsturen in alle fasen van het zorgtraject.
2.4.2 De student bepaalt haalbare en concrete doelstellingen en stuurt ze voortdurend bij in matig complexe zorgsituaties.
Indicator 2.5: In overleg met de zorgvrager geïndividualiseerde zorgplannen opmaken, toepassen en evalueren.
2.5.2 De student maakt in matig complexe zorgsituaties geïndividualiseerde zorgplannen op in overleg met de zorgvrager, past ze toe en evalueert ze.
Indicator 2.6: Vanuit reflectie en inzicht in de verpleegkundige, biomedische en humane wetenschappen het eigen handelen verantwoorden in diverse zorgsituaties.
2.6.2 De student verantwoordt in matig complexe zorgsituaties zijn eigen handelen vanuit reflectie en inzicht in de verpleegkundige, biomedische en humane wetenschappen.
Indicator 2.7: De zorg autonoom proactief verlenen.
2.7.2 De student verleent de zorg in matig complexe situaties met een ruime mate van initiatief en proactiviteit.
Leerresultaat 3: Verleent zowel in vertrouwde als in niet-vertrouwde en/of complexe en gespecialiseerde zorgsituaties cliëntgerichte en –gestuurde verpleegkundige zorg op maat, gebruik makend van de gepaste technologie en met aandacht voor structuur, stiptheid en nauwkeurigheid teneinde de kwaliteit van zorg en de veiligheid van de zorgvrager te waarborgen in de concrete handelingen.
Indicator 3.1: Correcte en relevante informatie geven aan de zorgvrager over zijn gezondheid, ziekte, de zorg, onderzoeken, behandeling en toekomstperspectieven
3.1.2 De student geeft aan de zorgvrager correcte en relevante informatie over verpleegkundige handelingen, zijn gezondheid, ziekte, de zorg, onderzoeken, behandeling en toekomstperspectieven in matig complexe en afgebakende situaties.
Indicator 3.2: Verpleegkundige verstrekkingen en medische voorschriften stipt en doordacht uitvoeren volgens procedures en protocollen afgestemd op de zorgvrager.
3.2.2 De student voert de aangeleerde verpleegkundige verstrekkingen en medische voorschriften stipt en doordacht uit volgens de procedures en protocollen afgestemd op de zorgvrager in matig complexe en afgebakende situaties.
Indicator 3.3: Verpleegkundige handelingen uitvoeren volgens de verpleegkundige basisprincipes (hygiëne, steriliteit, comfort, beleving, zelfzorg en inspraak, veiligheid, ergonomie, economie, ecologie).
3.3.2 De student voert de aangeleerde verpleegkundige handelingen uit volgens de verpleegkundige basisprincipes (hygiëne, steriliteit, comfort, beleving, zelfzorg en inspraak, veiligheid, ergonomie, economie, ecologie) in matig complexe en afgebakende situaties.
Indicator 3.5: Zijn handelen aanpassen in wisselende situaties binnen de zorgcontext.
3.5.2 De student past binnen de zorgcontext zijn handelen aan in matig complexe en afgebakende situaties.
Leerresultaat 4: Neemt, vanuit een visie op empowerment en shared decision making, autonoom initiatieven inzake preventie en past deze op alle niveaus adequaat toe. Organiseert op methodische wijze gezondheidsbevordering en patiënteneducatie aan individuen en groepen. Stimuleert een gezondheidsbevorderend gedrag bij de zorgvrager(s).
Indicator 4.1: De gezondheidsrisico’s, het gezondheidsprobleem of mogelijke complicaties en de nood aan gedragsverandering bij de individuele zorgvrager of een groep herkennen en definiëren rekening houdend met de culturele, existentiële en/of maatschappelijke achtergrond van de zorgvrager(s), zijn voorkennis, leerstijl en bevorderende en belemmerende factoren.
4.1.2 De student omschrijft de factoren die gezondheidsgedrag beïnvloeden en herkent en definieert zelfstandig gezondheidsproblemen, beïnvloedende factoren bij een gezondheidsprobleem en gezondheidsrisico’s in matig complexe en afgebakende situaties.
gezondheidsprobleem en gezondheidsrisico’s in matig complexe en afgebakende situaties.
Leerresultaat 8: Communiceert op een efficiënte en gestructureerde wijze zowel mondeling als schriftelijk over de zorgrelatie, de zorginhoud en het zorgproces met alle betrokkenen in de vakterminologie en aangepast aan de gesprekspartner.
Indicator 8.1: De essentie van de zorgsituatie op een gestructureerde wijze schriftelijk en mondeling rapporteren.
8.1.2 De student rapporteert de essentie van de zorgsituatie over meerdere patiënten en betrokkenen gestructureerd in verschillende situaties.
Internationale competenties:
- Taalvaardigheid_ Een geschreven tekst in een vreemde taal begrijpen:
de student begrijpt teksten geschreven in minstens één andere taal dan zijn moedertaal en gerelateerd aan zijn studiegebied, en kan er de belangrijkste gedachtegangen van weergeven.
Interculturele competentie _ Culturele ontvankelijkheid:
De student luistert naar de visie en de deskundigheid van de ander en aanvaardt tevens de relativiteit van de eigen visie en ideeën
Persoonlijke groei_ Zelfstandig functioneren:
De student voert op zijn werk en/of stage op een zelfstandige manier zijn taken uit.
OLA integrerende casuïstiek en simulatie 2
Leerresultaat 1: Bouwt autonoom binnen een omgeving die zich kenmerkt door diversiteit een professionele relatie op met de zorgvrager die gericht is op het somatisch, sociaal, psychisch en existentieel welbevinden van deze, zowel in vertrouwde als in niet vertrouwde en/of complexe en gespecialiseerde zorgsituaties.
Indicator 1.2: Respectvol handelen, rekening houdend met de behoeften, gevoelens en de culturele, existentiële en/of maatschappelijke context van de zorgvrager
1.2.2 De student houdt in zijn handelen expliciet rekening met de behoeften, de gevoelens en de culturele, existentiële of maatschappelijke context van de zorgvrager en past dit toe in matig vertrouwde en matig eenvoudige zorgsituaties.
Indicator 1.4: Communicatievaardigheden en gesprekstechnieken beheersen en doelgericht gebruiken.
1.4.2 De student beheerst de aangeleerde communicatievaardigheden en gesprekstechnieken in matig vertrouwde en matig eenvoudige zorgsituaties.
Leerresultaat 2: Verleent evidence based en theoretisch onderbouwde verpleegkundige zorg op basis van klinisch redeneren en een attitude van verantwoordelijkheids- en ondernemingszin, een ruime mate van initiatief en proactiviteit, conform de algemene en beroepsgerelateerde wetgeving.
Indicator 2.1: Verantwoordelijkheid opnemen bij het verlenen van verpleegkundige zorg volgens de algemene en beroepsgerelateerde wetgeving
2.1.2 De student neemt verantwoordelijkheid op bij het verlenen van zorg in matig complexe en afgebakende situaties volgens de algemene en beroepsgerelateerde wetgeving.
Indicator 2.2: Gegevens uit verschillende bronnen met elkaar in verband brengen, kritisch beoordelen en er conclusies uit trekken om op een wetenschappelijk gefundeerde, praktijkrelevante en kwaliteitsvolle manier zorg te verlenen.
2.2.2 De student verzamelt alle gegevens die nodig zijn om praktijkrelevante en wetenschappelijk gefundeerde zorg te verlenen en beoordeelt ze met een zekere mate van zelfstandigheid kritisch in matig complexe zorgsituaties.
Indicator 2.3: Verpleegproblemen bepalen op basis van de observatie en de analyse van symptomen, klachten, zorgbehoeften en de beleving van de zorgvrager op somatisch, psychisch, sociaal en existentieel vlak
2.3.2 De student bepaalt met een zekere mate van zelfstandigheid verpleegproblemen in matig complexe zorgsituaties op basis van de observatie en de analyse van symptomen, klachten, zorgbehoeften en de beleving van de zorgvrager.
Indicator 2.4: Haalbare en concrete doelstellingen bepalen, hierin prioriteiten stellen en voortdurend bijsturen in alle fasen van het zorgtraject.
2.4.2 De student bepaalt haalbare en concrete doelstellingen en stuurt ze voortdurend bij in matig complexe zorgsituaties.
Indicator 2.5: In overleg met de zorgvrager geïndividualiseerde zorgplannen opmaken, toepassen en evalueren.
2.5.2 De student maakt in matig complexe zorgsituaties geïndividualiseerde zorgplannen op in overleg met de zorgvrager, past ze toe en evalueert ze.
Indicator 2.6: Vanuit reflectie en inzicht in de verpleegkundige, biomedische en humane wetenschappen het eigen handelen verantwoorden in diverse zorgsituaties.
2.6.2 De student verantwoordt in matig complexe zorgsituaties zijn eigen handelen vanuit reflectie en inzicht in de verpleegkundige, biomedische en humane wetenschappen.
Indicator 2.7: De zorg autonoom proactief verlenen.
2.7.2 De student verleent de zorg in matig complexe situaties met een ruime mate van initiatief en proactiviteit.
Leerresultaat 3: Verleent zowel in vertrouwde als in niet-vertrouwde en/of complexe en gespecialiseerde zorgsituaties cliëntgerichte en –gestuurde verpleegkundige zorg op maat, gebruik makend van de gepaste technologie en met aandacht voor structuur, stiptheid en nauwkeurigheid teneinde de kwaliteit van zorg en de veiligheid van de zorgvrager te waarborgen in de concrete handelingen.
Indicator 3.1: Correcte en relevante informatie geven aan de zorgvrager over zijn gezondheid, ziekte, de zorg, onderzoeken, behandeling en toekomstperspectieven
3.1.2 De student geeft aan de zorgvrager correcte en relevante informatie over verpleegkundige handelingen, zijn gezondheid, ziekte, de zorg, onderzoeken, behandeling en toekomstperspectieven in matig complexe en afgebakende situaties.
Indicator 3.2: Verpleegkundige verstrekkingen en medische voorschriften stipt en doordacht uitvoeren volgens procedures en protocollen afgestemd op de zorgvrager.
3.2.2 De student voert de aangeleerde verpleegkundige verstrekkingen en medische voorschriften stipt en doordacht uit volgens de procedures en protocollen afgestemd op de zorgvrager in matig complexe en afgebakende situaties.
Indicator 3.3: Verpleegkundige handelingen uitvoeren volgens de verpleegkundige basisprincipes (hygiëne, steriliteit, comfort, beleving, zelfzorg en inspraak, veiligheid, ergonomie, economie, ecologie).
3.3.2 De student voert de aangeleerde verpleegkundige handelingen uit volgens de verpleegkundige basisprincipes (hygiëne, steriliteit, comfort, beleving, zelfzorg en inspraak, veiligheid, ergonomie, economie, ecologie) in matig complexe en afgebakende situaties.
Indicator 3.4 De effecten van eigen uitgevoerde verpleegkundige handelingen evalueren en bijsturen.
3.4.2 De student evalueert de effecten van verpleegkundige handelingen en stuurt ze op eigen initiatief bij en in overleg met de mentor.
Indicator 3.5: Zijn handelen aanpassen in wisselende situaties binnen de zorgcontext.
3.5.2 De student past binnen de zorgcontext zijn handelen aan in matig complexe en afgebakende situaties.
Leerresultaat 4: Neemt, vanuit een visie op empowerment en shared decision making, autonoom initiatieven inzake preventie en past deze op alle niveaus adequaat toe. Organiseert op methodische wijze gezondheidsbevordering en patiënteneducatie aan individuen en groepen. Stimuleert een gezondheidsbevorderend gedrag bij de zorgvrager(s).
Indicator 4.1: De gezondheidsrisico’s, het gezondheidsprobleem of mogelijke complicaties en de nood aan gedragsverandering bij de individuele zorgvrager of een groep herkennen en definiëren rekening houdend met de culturele, existentiële en/of maatschappelijke achtergrond van de zorgvrager(s), zijn voorkennis, leerstijl en bevorderende en belemmerende factoren.
4.1.2 De student omschrijft de factoren die gezondheidsgedrag beïnvloeden en herkent en definieert zelfstandig gezondheidsproblemen, beïnvloedende factoren bij een gezondheidsprobleem en gezondheidsrisico’s in matig complexe en afgebakende situaties.
Indicator 4.2: De gezondheidsrisico’s, het gezondheidsprobleem of mogelijke complicaties met de zorgvrager(s) met behulp van relevante informatiekanalen en voorlichtingsmiddelen bespreken en hem, rekening houdend met zijn verwachting en beleving, adviseren en motiveren in zijn keuzes i.v.m. gezondheid, gezondheidsgedrag, autonomie en levenskwaliteit.
4.2.2 De student gebruikt relevante informatiekanalen en voorlichtingsmiddelen en past gespreksvaardigheden toe bij het geven van informatie, het motiveren en adviseren van cliënten over het gezondheidsprobleem in eenvoudige zorgsituaties
Leerresultaat 5: Reflecteert over de eigen waarden en normen en deze van de zorgvrager en over hoe deze het professioneel handelen als verpleegkundige beïnvloeden. Handelt op ethisch verantwoorde wijze. Vervult een voorbeeldfunctie voor anderen.
Indicator 5.1: Eigen functioneren analyseren en aanpassen in functie van eigen waarden en normen en rekening houdend met waarden en normen van de zorgvrager.
5.1.2 De student analyseert met een zekere mate van zelfstandigheid zijn eigen functioneren en past het aan in functie van eigen waarden en normen, rekening houdend met de waarden en normen van de zorgvrager.
Indicator 5.2: Ethische aspecten binnen de zorg (h)erkennen, bespreekbaar maken in het team en een bijdrage leveren aan een verantwoorde besluitvorming.
5.2.2 De student herkent de ethische dimensie van de zorg en stelt ze bespreekbaar.
Leerresultaat 7: Bouwt intra- en interprofessionele relaties op en werkt efficiënt samen in het kader van gemeenschappelijke zorgdoelstellingen.
Indicator 7.1 Professioneel omgaan met de taken/bevoegdheden van de verschillende teamleden
7.1.2 De student contacteert de verschillende teamleden om informatie te verkrijgen over een specifieke zorgverlening.
Leerresultaat 8: Communiceert op een efficiënte en gestructureerde wijze zowel mondeling als schriftelijk over de zorgrelatie, de zorginhoud en het zorgproces met alle betrokkenen in de vakterminologie en aangepast aan de gesprekspartner.
Indicator 8.1: De essentie van de zorgsituatie op een gestructureerde wijze schriftelijk en mondeling rapporteren.
8.1.2 De student rapporteert de essentie van de zorgsituatie over meerdere patiënten en betrokkenen gestructureerd in verschillende situaties.
Indicator 8.2: Een professionele en eenduidige woordkeuze hanteren.
8.2.2: De student hanteert een professionele en eenduidige woordkeuze ten aanzien van een beperkt aantal betrokkenen in een minder vertrouwde of gestructureerde zorgsituatie.
Indicator 8.3: De gepaste informatiekanalen en informaticatechnologie (waaronder elektronische dossiers) efficiënt hanteren.
8.3.2 De student hanteert met ondersteuning efficiënt de gepaste informatiekanalen en de informaticatechnologie in een minder voorspelbare en minder gestructureerde zorgsituatie.
Leerresultaat 10: Bewaakt en bevordert de kwaliteit van de individuele en globale zorgverlening binnen de eigen organisatie.
Indicator 10.1: In alle omstandigheden de zorg verlenen volgens de criteria van kwaliteit van zorg: doeltreffend, efficiënt, veilig, rechtvaardig, tijdig, continu, multi- en interdisciplinair, cliëntgericht, volgens de juridische reglementering en wetenschappelijk gefundeerd.
10.1.2 De student past de kwaliteitscriteria van zorg toe op bestaande procedures en doet voorstellen om in eenvoudige zorgsituaties verantwoord van deze procedures af te wijken
Leerresultaat 11: Instrueert, coacht en geeft leiding aan leden van een gestructureerd team.
Indicator 11.1: Medewerkers helpen om eigen kwaliteiten en valkuilen te (h)erkennen en hanteren en te stimuleren tot verdere ontwikkeling.
11.1.2 De student maakt onder begeleiding bij zichzelf en bij medestudenten kwaliteiten en valkuilen bespreekbaar.
Leerresultaat 14: Reflecteert continu op het eigen verpleegkundig handelen, analyseert zijn leerbehoeften en vertaalt deze autonoom in initiatieven tot professionalisering en evenwichtig functioneren.
Indicator 14.1: Reflecteren over het eigen functioneren en analyseren van eigen leerbehoeften. De grenzen van de eigen deskundigheid herkennen en erkennen.
14.1.3 De student (h)erkent de grenzen van zijn eigen deskundigheid en formuleert aan de hand van zelfreflectie en feedback zijn eigen vormingsbehoeften in het kader van zijn professionele ontwikkeling.
Indicator 14.2: systematisch actief naar feedback zoeken
14.2.2 De student zoekt systematisch actief naar feedback.
Indicator 14.3: Initiatieven nemen tot professionalisering
14.3.2 De student onderneemt met een zekere mate van zelfstandigheid initiatieven voor zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling.
Indicator 14.4: De eigen zelfzorg verzekeren
14.4.2 De student schat het belang van zelfzorg correct in, benoemt op dit vlak zijn eigen mogelijkheden en beperkingen en stelt ze bespreekbaar.
Internationale competentie:
Taalvaardigheid: een tekst geschreven in een andere taal begrijpen
De student begrijpt teksten geschreven in minstens één andere taal dan zijn moedertaal en gerelateerd aan zijn studiegebied en kan er de belangrijkste gedachtegang van weergeven.
- Taalvaardigheid: een vreemde taal spreken
De student drukt zich mondeling in minstens één andere taal dan zijn moedertaal uit, op zo’n wijze dat hij in een werkgerelateerde context kan functioneren.
Plaats in het onderwijsaanbod
Onderwijsleeractiviteiten
5 sp. verpleegkundige methodiek en vaardigheden 4 (B-VIVN-B5D703)
Inhoud
De student maakt kennis met diverse aspecten van de heelkundige en internistische zorg, en medische beeldvorming.
In dit OPO worden kennis en vaardigheden omtrent heelkunde, pijn, endocrinologie, urogenitale zorg en chronische wondzorg aangereikt. Inzichten omtrent medische beeldvorming worden aangehaald. Deze stellen de student in staat om professioneel zorg te verlenen. De zorg is afgestemd op de gezondheid en de verplegingsbehoeften van zorgontvangers en hun mantelzorgers.
We staan stil bij een aantal specifieke verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde handelingen conform de beroepsgerelateerde wetgeving (de Gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en het Koninklijk besluit houdende vaststelling van de lijst van technische verpleegkundige verstrekkingen en de lijst van de handelingen die door een arts aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die verstrekkingen en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen, 18 juni 1990, meerdere malen gewijzigd).
Naast het aanbieden van een theoretische basis worden de verstrekkingen en handelingen praktisch ingeoefend. Er wordt hierbij gericht gebruik gemaakt van casuïstiek.
Studiemateriaal
Declerck, T., Lamsens J., Raes D. & Veramme, S. (2024) Verpleegkundige methodiek en vaardigheden 4: methodiek en vaardigheden (niet gepubliceerde syllabus). Brugge: VIVES-Syllabus
Powerpoint presentaties
E-learning urogenitale zorg: beschikbaar op Toledo
Toelichting werkvorm
Begeleide zelfstudie
Hoorcolleges, werkcolleges (met voorbereiding in zelfstudie), vaardigheidstraining, e-learning.
De gebruikte werkvormen worden aangeboden in een mix van on campus en off campus activiteiten. In uitzonderlijke omstandigheden kan een deel van de contactmomenten op de campus vervangen worden door een online alternatief.
2 sp. integrerende casuïstiek en simulatie 2 (B-VIVN-B5D704)
Inhoud
Deze onderwijsleeractiviteit wordt gezien als verderzetting van het praktijkgericht klinisch redeneren (cfr. Integrerende casuïstiek en simulatie 1 en omvat verschillende onderdelen:
Casuïstiek:
Aan de hand van concrete patiëntencasussen vanuit de verschillende zorgdomeinen worden de reeds geziene theoretische en praktische inhouden van dit OLA en andere OPO’s/OLA’s geïntegreerd. Dit aan de hand van zorgdomein gerelateerde cognitieve redeneerhulpen.
Simulatie:
Simulatie is een repetitie op een waarheidsgetrouwe gebeurtenis waar in een veilige context geoefend wordt ter voorbereiding op het werkveld. Dit kan aan de hand van “Simulated Participants”, of met HFPS (High Fidelity Patient Simulatoren).
De aangeleerde verpleegkundige en communicatieve vaardigheden worden geïntegreerd geoefend in diverse situaties. De focus ligt op het klinisch redeneren en de niet‐technische vaardigheden (cfr CRM/TRM principes) .
Studiemateriaal
Relevante wetenschappelijke literatuur (verplicht en aanbevolen) .
Videomateriaal met betrekking tot simulatieonderwijs wordt aangeboden via Toledo.
Toelichting werkvorm
Dit OLA bevat 5 onderdelen :
1. simulatiesessie HFPS
2. Voorbereiding simulated participants
3. Casuïstiek
4. BLS
De gebruikte werkvormen worden aangeboden in een mix van on campus en off campus activiteiten.
Evaluatieactiviteiten
verpleegkundige methodiek en vaardigheden 4 (B-VIVN-B77577)
Toelichting
Examenmoment | Beoordelingsschaal |
---|---|
TOTAAL | 1-20/20 puntenschaal |
B5D703 - verpleegkundige methodiek en vaardigheden 4 | 1-20/20 puntenschaal |
B5D704 - integrerende casuïstiek en simulatie 2 | 1-20/20 puntenschaal |
OLA verpleegkundige methodiek en vaardigheden 4
100% geïntegreerd mondeling examen
Rekenvaardigheden sluiten nauw aan bij de kennis en vaardigheden die aan bod komen in dit opleidingsonderdeel / deze onderwijsleeractiviteit en kunnen dus ook meegenomen worden in de evaluatie-activiteit(en).
OLA Integrerende casuïstiek en simulatie 2
De evaluatie van dit OPO bestaat uit 3 onderdelen:
- BLS principe 'pass or fail'
- 30% simulated participants
- 70% groepsopdracht met peerassessment
Rekenvaardigheden sluiten nauw aan bij de kennis en vaardigheden die aan bod komen in dit opleidingsonderdeel / deze onderwijsleeractiviteit en kunnen dus ook meegenomen worden in de evaluatie-activiteit(en).
Bijzondere bepalingen:
Bij gewettigde afwezigheid op een van de onderdelen dient er, in samenspraak met de coördinator van het jaar, te worden afgesproken hoe en wanneer dit zal worden ingehaald.
Bij gewettigde afwezigheid voor de simulated participants heeft de student recht op een vervangopdracht
Naast een groepsscore voor het groepswerk, op basis van de vooropgestelde criteria, wordt ook de bijdrage van elke individuele student aan het groepswerk beoordeeld via peer assessment. De bekomen score via peer assessment kan leiden tot een aanpassing van de groepsscore voor de individuele student, voor zover deze betrouwbaar werd ingevuld door de studenten en deze overeenstemt met de eigen observaties van de docent. Voor dit OPO/OLA is de groepsscore voor 80 % onderhevig aan de toegekende score op peer assessment. Er wordt bovendien een vork toegepast van maximum -2 tot +2.
Het niet deelnemen aan het groepswerk leidt tot een omzetting naar een niet tolereerbaar cijfer (gelijkgesteld aan een score 0/20) voor deze opdracht.
Het niet (tijdig) invullen van de peerassessment leidt tot een score die 2 punten lager ligt dan de groepsscore
Toelichting bij herkansen
Binnen dit opleidingsonderdeel zijn er deeloverdrachten bij een geslaagd deelresultaat:
- B5D703 - verpleegkundige methodiek en vaardigheden 4 (binnen en over academiejaar)
- B5D704 - integrerende casuïstiek en simulatie 2 (binnen en over academiejaar)
OLA Integrerende casuïstiek en simulatie 2
Deeloverdracht voor onderdeel simulated participants en/of BLS indien geslaagd
De evaluatie van dit OPO bestaat uit 3 onderdelen:
- BLS principe 'pass or fail'
- 30% simulated participants: vervangopdracht
- 70% individuele opdracht